Interview Marijke Fransen
Marijke Fransen: “Als mijn dames met een goed gevoel weer naar hun cel gaan, heb ik mijn job gedaan.”
Workshops geven in de gevangenis is een uitdaging. Niet alleen de gevangenen worden beperkt in hun vrijheid: ook een crea-coach kan er niet zomaar doen wat ze wil. Gelukkig is Tijd Voor Mij-coach Marijke Fransen een krak in het creatief omgaan met beperkingen. En daar plukken de dames aan wie ze lesgeeft de vruchten van.
Bijna cipier
Marijke: ‘Ik ben in deze job gerold via Amandine Jacobs, met wie ik vroeger in een dagcentrum voor personen met een beperking heb gewerkt. Ze had een aanbod gekregen om workshops crea te geven in de gevangenis van Hasselt. “Zou dat niet meer iets voor jou zijn?” had ze me gevraagd. Het sprak me inderdaad wel aan. Het gevangeniswezen heeft me altijd geboeid, al weet ik niet waarom; ik heb vroeger zelfs een examen voor cipier afgelegd. Uiteindelijk ben ik op Amandine’s voorstel ingegaan. Ik geef nu al drie jaar workshops crea in de gevangenis van Hasselt.’
Niet bang van de dames
‘Mensen vragen me wel eens of ik niet bang ben. Dan zeg ik nee, ik ben nog nooit bang geweest. Toen ik startte, maakte het gebouw wel indruk op me. Overal deuren met knoppen en dan moest je wachten tot de deur openging… Maar ik ben niet bang van mijn ‘dames’, zoals ik hen noem. Ik behandel hen met respect en zonder vooroordelen, ik hoef ook helemaal niet te weten wat ze gedaan hebben om daar te belanden.’
Te moe voor macramé
‘Tijdens de workshops vragen de deelneemsters me vaak om hulp. Er is iemand die altijd het lokaal binnenkomt met de mededeling: “Marijke, ik ben stikkapot.” Dan zeg ik: “Dus je gaat van mij profiteren vandaag?” En dan lachen we eens, en dan help ik haar. Dan doe ik eerst een stukje, en daarna laat ik haar een stukje doen.'
‘Soms voel ik dat deze vrouwen heel onzeker zijn en bepaalde vaardigheden missen. Wanneer we bijvoorbeeld iets maken uit macramé, blijkt dat een knoop leggen niet voor iedereen vanzelfsprekend is. Het ontbreekt sommige deelneemsters ook aan creativiteit en verbeelding. Als ze bijvoorbeeld iets moeten versieren, kladden ze er wat verf op en dat is het dan. Op zo’n momenten zie je dat sommige vrouwen heel weinig hebben meegekregen van thuis uit.’
‘Toen we die macramé aan het maken waren, vroeg de vrouw die altijd moe is ook weer mijn hulp. We hebben toen om de beurt een stukje gedaan, en toen het af was, zei ze: “Je hebt dat goed gedaan” en ik zei: “Nee, jij hebt dat goed gedaan!” Ik probeer hen altijd naar hun cel te laten gaan met een goed gevoel. Ik heb de indruk dat er dames bij zijn die vroeger heel weinig bevestiging hebben gekregen.’
Geen wc-rolletjes
‘Wanneer je workshops crea geeft in een gevangenis moet je je aanbod heel erg aanpassen. Je kan niet zomaar hetzelfde geven als aan mensen die na de les naar huis gaan. De deelneemsters zitten in een cel, vaak met meerdere personen, dus je kan niet een hoop dingen maken om op tafel te zetten of aan de muur te hangen. Amandine en ik brainwashen veel, zodat we toch voor een gevarieerd aanbod kunnen zorgen. Bovendien wil ik dingen maken waar ze iets aan hebben. Geen kinderlijke dingen zoals wc-rolletjes beplakken, dat hoort in de kleuterklas.’
Verboden klei te drogen
‘Er zijn ook allerlei spullen en materialen die ik niet mag meenemen. Als ik bijvoorbeeld klei wil gebruiken, moet ik daar toestemming voor vragen. De deelneemsters mogen hun kunstwerkjes van klei niet in hun cel laten drogen, dat moet in een andere ruimte, achter een gesloten deur. Ik weet niet precies waarom -misschien omdat ze in die natte klei een sleutel zouden kunnen verbergen, of er een sleutelgat mee kunnen dichtplakken?’
‘Een snijmes meenemen is ook uit den boze. Al het voorbereidend snijwerk doe ik dus thuis. Scharen mogen wel, maar die moeten geteld worden. Mijn zakken worden gescreend voor ik naar binnen ga, en een week op voorhand moet ik doorgeven wat ik ga meenemen. Ik kan dus niet op het laatste moment mijn plannen veranderen. Dat maakt het wel wat moeilijker.’
Licht in het donker
‘We hebben een keer een tafelstuk gemaakt uit een fles waar we lichtjes in hadden gestoken. De dames vroegen of even het licht uit mocht, zodat ze het effect van de lampjes in het donker konden zien. Maar het licht uitdoen, dat mag natuurlijk niet in een gevangenis. We hebben het toch gevraagd, en de cipier stond toe dat we heel even het licht in het lokaal uitdeden. Dat was heel mooi, al die lichtjes in het donker te zien.’