Wereldvluchtelingendag: 'Mijn land verlaten was de moeilijkste beslissing van mijn leven'

20/06/2022
Wereldvluchtelingendag

Alles aan Selam straalt: haar glimlach, haar goudbruine huid, haar warme persoonlijkheid. Wanneer je met haar praat, voel je hoe ze in haar hart de zon meedraagt waaronder ze is opgegroeid. Selam is 29 en komt uit Eritrea, een land aan de oostkust van Afrika. In 2014 vluchtte ze naar België, waar ze Nederlands leerde en haar diploma zorgkundige behaalde. Momenteel werkt ze als verzorgster in een woonzorgcentrum in het Leuvense. Dit is haar verhaal.

 

Selam: ‘Tot mijn 18de had ik een fantastisch leven. Ik dacht niet veel na over regering of politiek, had veel fijne contacten met vrienden, familie en buren. Vooral samen koffie drinken was altijd een erg gezellig moment. Maar de dag waarop ik 18 werd, veranderde alles.

 

Eritrea is namelijk een dictatuur, je hebt er niet de vrijheid te kiezen wat je met je leven doet. Als je slaagt voor het ingangsexamen van de universiteit, bepaalt de regering wat je zal studeren. Wanneer je zakt voor het examen, krijg je geen tweede kans. Je moet dan verplicht naar het leger, en dat geldt zowel voor mannen als voor vrouwen. Ik faalde voor het examen en moest dus soldaat worden.

 

Officieel duurt de legerdienst 18 maanden, maar in werkelijkheid weet je nooit wanneer ze je laten gaan. Je krijgt ook geen vakantie. Mijn vader is al bijna 40 jaar soldaat en hij is vrijwel nooit thuis, behalve wanneer hij ziek is.

 

Na twee jaar in het leger nam ik de beslissing om weg te gaan. Dat was de moeilijkste beslissing van mijn leven. Je laat alles en iedereen achter, je weet niet waar je naartoe gaat en wat er daarna zal gebeuren. Maar ik was zo ongelukkig. Als je ook maar één woord verkeerd zegt, steken ze je in de gevangenis. Bovendien zag ik als soldaat mijn familie sowieso bijna niet. Dus besloot ik het erop te wagen.’

 

‘Op een avond nam ik de bus tot vlak aan de grens met Ethiopië. Daar ben ik te voet de grens overgestoken. Die tocht duurde van 2 uur ´s nachts tot 6 uur ´s morgens. Het was ontzettend beangstigend. Ik was zo bang dat de soldaten me zouden oppakken, en ik moest ook uitkijken voor hyena´s en slangen. Het was heel koud die nacht, maar puur van de angst liep ik toch te zweten.
Toen ik eenmaal de grens over was, werd ik opgevangen door Ethiopische soldaten. Daar was ik veilig en welkom.

 

Mensen van UNICEF hebben me toen naar een vluchtelingenkamp gebracht, waar ik twee weken gebleven ben. In het kamp kreeg ik eten en onderdak, maar al wat je er doet is eten en slapen. Ik wilde studeren, vrijheid vinden, een leven opbouwen. Dus betaalde ik mensensmokkelaars om me verder te brengen.

 

Eerst reisde ik naar Soedan. Die tocht duurde drie weken en was ontzettend zwaar: te voet door de Sahara, veel stappen, weinig eten, ... Ik was doodmoe en had een enorme honger, maar het was een kwestie van doorgaan of sterven. Uiteindelijk kwam ik terecht in een ander vluchtelingenkamp, waar ik een week gebleven ben. Van daaruit ben ik naar de hoofdstad Khartoem getrokken, waar ik samen met zo´n 100 andere vluchtelingen in een vrachtwagen klom van mensensmokkelaars die ons naar Libië zouden brengen. Dat was een tocht van bijna 12 dagen.

 

Er waren ook vrouwen met kleine kinderen bij. Overdag reden we, ´s nachts sliepen we in de Sahara. Al die tijd kregen we niets behoorlijks te eten, er waren enkel wat koekjes en cakejes, wat ananas in blik. De kinderen huilden omdat ze honger en dorst hadden. Dat was hartverscheurend om te zien.

 

In Libië sliepen we in een oude fabriek, en daarna brachten de mensensmokkelaars ons naar de boot. Het was een houten motorboot die ze helemaal volpropten. We zaten met ongeveer 300 mensen op die boot, je kon je niet bewegen. Rond 4 uur ´s ochtends voeren we de Middellandse Zee op en zo´n 3 uur later ging de motor kapot. We raakten allemaal in paniek. Op dat moment dacht ik echt dat mijn leven voorbij was en van de angst kreeg ik een astma-aanval. Het was echt verschrikkelijk. Ik had geen enkele hoop meer om te overleven.

 

‘Maar in het leven weet je nooit wat er kan gebeuren. Plots zagen we de Italiaanse zeemacht en die heeft ons geholpen. Ze namen eerst de kinderen aan boord, daarna de vrouwen en dan de mannen. We hebben niemand verloren. Zo zijn we op Sicilië aangekomen, waar we naar een vluchtelingenkamp werden gebracht. Daar kregen we eten en konden we eindelijk douchen. Daar voelde ik me herboren worden. Alsof ik een nieuwe Selam werd. Twee weken later heb ik de bus naar Milaan genomen, waar een oom van me woont.’

Van Milaan ben ik naar een neef in Parijs gereisd, en uiteindelijk ben ik in Brussel beland, waar ik op 31 juli 2014 asiel heb aangevraagd. Dat was drie maanden na mijn vertrek uit Eritrea. Ik werd naar een asielcentrum in Hasselt gestuurd, en in juli 2015 werd mijn asielaanvraag goedgekeurd. Toen kon mijn leven in België pas echt beginnen, want zolang je geen papieren hebt, weet je niet of je zal kunnen blijven. Ik was al Nederlands beginnen leren, maar ik wist niet of ik er iets mee zou kunnen doen. Zodra ik die papieren had, was ik gemotiveerd om te studeren en te werken.

 

Vijf jaar lang heb ik Nederlands gestudeerd. Ik heb ook via tweedekansonderwijs voor volwassenen mijn diploma secundair onderwijs opnieuw behaald, want mijn diploma uit Eritrea is hier niet geldig. En ik heb het diploma zorgkundige behaald. Met mijn Belgische diploma´s op zak heb ik toen de Belgische nationaliteit aangevraagd en gekregen.

 

Nederlands leren was niet eenvoudig, maar ik heb hard mijn best gedaan. Ik sprak enkel mijn moedertaal, Tigrinya, en een beetje Engels. Ik heb me voornamelijk beholpen met vertalingen uit het Engels, want een woordenboek Nederlands-Tigrinya bestaat niet. Ik ben wel vaak naar een praatcafé in Leuven gegaan om te oefenen. Dat heeft veel geholpen.

 

Een diploma behalen in het Nederlands was uiteraard ook niet gemakkelijk, vooral de lange teksten die we te lezen kregen. Wanneer ik na de les thuiskwam, had ik altijd veel werk met opzoeken en vertalen. Maar ik had heel toffe, behulpzame leerkrachten.’

 

‘Uiteindelijk kwam ik terecht in Tremelo, bij de sociale opvang. Daar was er een begeleidster, maar eenmaal je met een opleiding begint, moet je als volwassene wel alles zelf uitzoeken. Ik ben wel erg sociaal, dus het was geen probleem om contact te maken met mensen en werk te vinden.

 

Ik werk nu als verzorgster in een rusthuis, op de afdeling dementie. Het is een mooie plek en ik doe het werk graag. Ik help graag mensen, omdat zoveel mensen mij geholpen hebben. Ik heb een aangenaam contact met mijn collega´s en met de bewoners. Ze voelen dat ik mijn best doe om me te integreren. Alleen het Nederlands dialect begrijpen is moeilijk, maar na een tijdje word je dat wel gewoon.

 

Ik ben heel goed terechtgekomen in Vlaanderen, maar als er geen dictatuur was in Eritrea zou ik terugkeren. Dan zou ik weer bij mijn ouders, mijn grootouders, mijn broers en mijn zussen kunnen zijn. Eritrea is waar ik thuishoor. Ja, als ik daar in vrijheid kon leven, dan zou ik meteen teruggaan.


ERITREA
Sinds de onafhankelijkheid in 1993 gaat Eritrea gebukt onder een dictatuur en de voortdurende dreiging van oorlog met Ethiopië. Hoewel het land qua bevolkingsaantal vergelijkbaar is met Vlaanderen, is het leger van Eritrea een van de grootste legers van de hele Afrikaanse Unie. Maar wat mensenrechten betreft, zijn er volgens Human Rights Watch minder landen die slechter scoren. Er is geen onafhankelijke rechtspraak en in de gevangenissen zijn martelpraktijken schering en inslag.

Dit vind je misschien ook boeiend