Kruimelpad
- Home
- Alle Artikels
- Vriendinnen voor het leven na de aanslagen in Brussel
Vriendinnen voor het leven na de aanslagen in Brussel
Sophie Pirsons dochter raakte zwaargewond tijdens de aanslagen in Brussel. En Fatima Ezzarhouni’s zoon vertrok als jihadist naar Syrië in 2013. Het lot van hun kinderen had hen uit elkaar kunnen drijven. Maar niets is minder waar. Fatima en Sophie werden hartsvriendinnen en schreven samen een boek met de alleszeggende titel Alle moeders wenen dezelfde tranen.
Jullie verhaal is zo verschillend, maar bracht jullie toch samen. Waar hebben jullie elkaar ontmoet?
Sophie: ‘We leerden elkaar kennen in een praatgroep rond de aanslagen in Brussel. In de groep Retissons du lien zaten allerlei mensen: slachtoffers en hun naasten, moeders van Syriëstrijders, werkers vanop het terrein, … Het doel was samenkomen om met elkaar te delen en steun te zoeken, maar ook om iets positiefs voort te brengen. Fatima en ik raakten al snel met elkaar aan de praat. Voor we het wisten, ontstond er een hechte vriendschap.’
Hoe kwamen jullie op het idee een boek te schrijven samen?
Sophie: ‘Ik wilde altijd al een boek schrijven. Maar toen ik Fatima’s verhaal hoorde, voelde ik dat ik dat samen met haar moest doen. Ons verhaal was verschillend, maar we voelden dezelfde pijn. Het maken van het boek was heel fijn. We zagen elkaar vaak en praatten over ons verleden. We leerden elkaar heel goed kennen.’
Fatima: ‘We zijn veel over elkaar te weten gekomen op korte tijd. We konden over alles praten, alsof we elkaar al twintig jaar kenden. Ik ben trots op ons boek. Vandaag laten we dat boek leven. We doen animaties in klassen en gevangenissen, om mensen en jongeren bewust te maken van de problematiek. We willen hun laten zien dat extremisme nergens goed voor is, maar hen ook bijvoorbeeld waarschuwen voor ronselaars.’
Sophie: ‘We kunnen de wereld jammer genoeg niet veranderen, maar als we al een paar mensen kunnen helpen, zijn we al heel tevreden.’
Fatima: ‘Door onze verhalen te horen, beseffen jongeren soms hoe hard zij hun ouders pijn doen met hun keuzes. Wanneer Sophie en ik voor de klas staan, kan je een naald horen vallen. Leerlingen komen ons achteraf ook knuffels geven, dat is heel fijn.’
Jouw zoon, Abdellah, vertrok in 2013 naar Syrië. Voelde je dat aankomen, Fatima?
Fatima: ‘Nee, ik was helemaal in shock. Nu, in die periode vertrokken er nog niet zoveel jongeren naar Syrië. Hij was een van de eersten. We wisten toen dus nog niet wat we nu allemaal weten, en we kenden de signalen niet. Mijn zoon vertrok op 14 juni 2013, de dag na zijn 18de verjaardag. Het was mijn jongste zoon die twee kladbriefjes vond in de brievenbus die dag. Hij legde ze op de keukentafel voor mij. Ik herkende Abdellahs handschrift meteen en zag het woord ‘Syrië’ staan. Ik stortte in elkaar. Hij schreef dat hij vertrokken was om anderen te helpen, dat ik zijn papa de schuld niet mocht geven en vooral niet naar de politie mocht stappen. Dat heb ik toen wel gedaan, ik ben hem een paar dagen later gaan aangeven. Dat was een hartverscheurende keuze. Je kind aangeven bij de politie wil geen enkele ouder doen. Maar ik moest.’
Sophie, jouw dochter raakte ernstig gewond in het metrostation van Maalbeek. Hoe kwam jij daarachter?
Sophie: ‘Ik kreeg een oproep van een onbekend nummer. Toen ik opnam, hoorde ik de stem van Léonor. Ze vertelde dat er een bom was ontploft op haar metro. Dat ze gewond was, maar dat er een vrouw bij haar was die met haar meeging in de ambulance. Wij zijn meteen naar het ziekenhuis geracet en zagen haar nog net voor ze de operatiekamer in ging. We hebben nog tegen elkaar kunnen zeggen dat we van elkaar hielden. Dat was de moeilijkste dag uit mijn leven. Ze lag drie weken in het ziekenhuis. Haar haren weggebrand, haar benen verbrand en haar hand erg beschadigd. Maar vandaag gaat alles weer goed met haar, gelukkig.’
Jullie boek heet Alle moeders wenen dezelfde tranen. Wat betekent die titel voor jullie?
Sophie: ‘In het Frans heet ons boek Couvrez-les bien, il fait froid dehors (vertaling: kleed hen goed aan, het is koud buiten). Dat is een zinnetje dat ik vaak tegen mijn dochters zeg over hun kinderen. Ik heb ondertussen vier kleinkinderen, en ben niet alleen een echte moederkloek, maar ook een echte omakloek. We willen met die titel aangeven dat de wereld een gevaarlijke plaats kan zijn. Dus dat we onze kinderen en kleinkinderen moeten meegeven wat we kunnen, zodat zij later in het leven obstakels op tijd kunnen herkennen en ontwijken.’
Fatima: ‘Sophie en ik hebben allebei een drama beleefd wat onze kinderen betreft, ook al hebben we iets heel anders meegemaakt. Daarom: alle moeders wenen dezelfde tranen. Ik zal nooit goedkeuren wat mijn zoon gedaan heeft, maar ik zal altijd van hem blijven houden. Hij is en blijft mijn zoon. De dochter van Sophie is gewond geraakt tijdens de aanslagen door een groep waar mijn zoon mee verbonden is. Wij als moeders houden van onze kinderen, en ervaren dezelfde pijn. Dat er iets gebeurt met je kind, is het ergste wat je kan overkomen. Elke moeder zal dat beamen.’
Een andere belangrijke boodschap uit jullie boek is dat ‘haat’ nergens goed voor is. Voelen jullie wel kwaadheid?
Sophie: ‘Gebeurtenissen zoals de aanslagen mogen ons niet uit elkaar drijven, of ervoor zorgen dat we haat beginnen te voelen voor de andere. Het is beter dat we iets positiefs halen uit deze gebeurtenissen, en er iets positiefs mee voortbrengen. Ik ben zeker boos om wat er gebeurd is, dat kan ik niet tegenhouden. Maar haat? Nee. Dat gaat ons niet vooruithelpen. Met kwaadheid kan je nog vooruitkomen, die kan je gebruiken als teugels om iets positiefs te doen. Maar van haat verbitter je. Dat blijft in je hele lijf zitten.’
Fatima, jij hebt door de jaren heen zeven keer te horen gekregen dat je zoon dood was. Wat doet dat met een moeder?
Fatima: ‘De eerste keer vertelde een vriend van mijn zoon mij dat hij dood was. Hij had het op Facebook gelezen. Ik was er kapot van ... Maar toen zag ik dat ik mijn zoon nog steeds Whatsappberichten kon sturen. Ik stuurde hem een berichtje: ‘Mijn zoon, ik heb gehoord dat je dood bent. Als dat niet zo is, kan je mij dan even wat sturen?’ De volgende dag antwoorde hij: ‘Hahahaha, ik ben levend mama.’ Ik zei dat ik hem wilde horen om zeker te zijn, dus hij sprak een gesproken bericht in. De tweede keer zag ik op het nieuws dat hij dood was. De keer erna vernam ik het via vrienden. ‘Weeral?’ antwoordde ik. Ik wist niet meer of ik het moest geloven en Abdellah antwoordde me ondertussen ook niet meer via Whatsapp. Ik bleef in onzekerheid leven tot ik ergens weer een teken van leven zag.’
Abdedallah stierf begin 2021, jij had ondertussen al een paar rouwprocessen achter de rug. Was het deze keer anders?
Fatima: ‘De voorlaatste keer, in 2018, vertelde de broer van zijn vrouw me dat hij dood was, en deze keer echt. Hij zei me dat Abdedellahs vrouw hem verwittigd had. Ik was er kapot van, maar ik wilde fatsoenlijk afscheid van hem nemen. We organiseerden een begrafenis met de hele familie. Plots, een jaar later, zag ik hem weer op televisie. Hij zat in een gevangenis in Syrië. Dat was de druppel. Ik ben ziek geworden. Ik ben een tijdje naar een psychiatrische instelling gegaan om beter te worden, want ik kon het niet meer aan. Dood, levend, dood, levend, dood, levend, … In 2021 kreeg ik uiteindelijk het nieuws van de Koerdische autoriteiten dat hij in de gevangenis overleden was aan verwondingen die hij in 2015 had opgelopen. Hij had diabetes en een stoma. Af en toe kwam het Rode Kruis langs om hem te verzorgen. Zo brachten ze eens een brief van mijn zoon mee waarin hij me om vergiffenis vroeg: ‘Mama, ik vraag een miljoen keer sorry’, schreef hij. Ik heb zijn brief in ons boek gezet. Maar door Covid-19 mocht het Rode Kruis niet meer in de gevangenis binnen. Abdellah werd niet goed verzorgd door het personeel in de gevangenis, en overleed. Ik heb nog steeds erg veel verdriet, maar ik kan nu eindelijk met het verwerkingsproces beginnen. Abdellah was getrouwd in Syrië met een Nederlandse vrouw, met wie hij twee kinderen had. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat mijn kleinkinderen daar op een dag wegraken en een betere toekomst tegemoet gaan.’
Dat moet heel moeilijk zijn. Je bent je zoon verloren, en je kan je kleinkinderen ook niet zien. Wat betekent het voor jullie om grootmoeder te zijn?
Sophie: ‘Het betekent veel. Ik voel me verantwoordelijk om bepaalde waarden en lessen over te brengen naar mijn kleinkinderen toe. Maar ik voel me niet verantwoordelijk voor hun opvoeding. Dat is pure vreugde, het hebben van kleinkinderen.’
Fatima: ‘In Marokko bestaat er een spreekwoord dat luidt: ‘kleinkinderen zijn dubbel geluk’. Want het is het kind van jouw kind. Het geluk van jouw geluk.’
Wat is jullie droom voor de toekomst?
Sophie: ‘We weten dat het misschien ijdel klinkt, maar een wereld zonder extremisme en radicalisme.’
Fatima: ‘We moeten leren samenleven met z’n allen en mekaar respecteren. Ik hoop dat dat ook de boodschap is die mensen meekrijgen in ons boek.’
Sophie: ‘Ons boek zie ik als een mooi naaiwerk op een barst. We maken kunst uit iets wat kapot is. Dat moeten we allemaal meer doen.’