Moniek Avermaete-Nijs: Een leven vol engagement

07/04/2020
Moniek Avermaete-Nijs

In deze uitzonderlijke corona tijden zie je weer hoe onmisbaar vrijwilligers zijn, hoe ze met ongelooflijke inzet en betrokkenheid en soms zelfs met risico voor eigen gezondheid, zorgen voor wie het nu het moeilijkst heeft.
Maar ook in ‘normale’ tijden zijn vrijwilligers onmisbaar. Met duizenden zijn ze in Vlaanderen. En ze zitten overal. In scholen, buurthuizen, ziekenhuizen, vormingsorganisaties, sportverenigingen, culturele organisaties, milieuorganisaties…geen plek in Vlaanderen of er zijn vrijwilligers actief. Uren en uren onbetaald werk verzetten ze. Eén van die vele, vaak onbekende vrijwilligers, is Moniek Nijs uit Kessel-Lo. Haar hele leven al zet ze zich in als vrijwilligster voor tal van organisaties. Ik sprak met haar nog voor de corona crisis uitbrak.

Jij werkte buitenshuis toen je trouwde en dan ben je thuis gebleven, hoe vanzelfsprekend was dat? 

“Dat was helemaal niet vanzelfsprekend. Mijn man kreeg kort na ons huwelijk een beurs om bij te studeren in Amerika,  ik heb mijn werk opgegeven en ben meegegaan. Daar hebben we ons eerste kind gekregen en toen ik terugkwam, was ik zwanger van ons tweede.  Iedereen zei toen ‘ge gaat toch niet terug werken?’ Toen, in de jaren zeventig, waren er te weinig kinderkribben. Ik was vijfde uit een gezin van acht, ik kon niet aan mijn ouders vragen om mijn kinderen op te vangen. Ik ben dan begonnen als vrijwilligster vanuit het oudercomité met naschoolse opvang in de school .  Dat was hier nodig, omdat al veel ouders met twee gingen werken. Daar kwam wel verzet tegen, dat werd geïnterpreteerd als kritiek op het schoolbestuur en de politiek. Maar we hebben doorgezet. Nu is naschoolse opvang algemeen aanvaard, maar toen nog niet. Mensen weten soms niet meer wat je hebt moeten doen om dat aanvaardbaar te maken. Na de oudervereniging is de mutualiteit mij komen vragen om  mee te gaan met vakanties voor ziekenzorg  en huisbezoeken bij zieken. En later zocht de KAV iemand om gezondheidslessen te geven en daar ben ik ook ingestapt. Zo rolde ik van het ene engagement in het andere.“


Heb je spijt gehad van je keuze?

 “Op sommige momenten wel. Niet gewaardeerd worden, dat vond ik het ergste. Bijvoorbeeld toen ik mee ging als vrijwilligster met vakanties van ziekenzorg. In het begin waren de vrijwilligers vooral mensen die thuis waren gebleven, net als ik, maar gaandeweg kwamen daar ook verpleegsters bij vanuit het ziekenhuis. En dan kreeg je te horen ‘jij hebt nooit gewerkt, jij kunt dat niet weten’. Terwijl  ik toch een diploma van  sociale verpleging had en lang ben blijven studeren om bij te blijven. Altijd kreeg je dat  gevoel van minderwaardigheid, dat bij mij nooit helemaal weg is gegaan. Terwijl dat toch niet hoeft! Sommigen mensen zeiden dan ‘ gij moet toch niet gaan werken, uw man verdient toch genoeg?’ Maar  daarover gaat het niet hé! Ze klinkt nog altijd verontwaardigd.  Ik heb nog naar werk gezocht, deed mee aan examens en kreeg dan te horen  ‘ ik zou je wel willen aannemen, maar ik kan niet, want je hebt nooit gestempeld, je bent niet uitkeringsgerechtigd’. Dat was een zware klop. Toen heb ik gedacht  ‘ik ga mijn kinderen nooit stimuleren om thuis te blijven! Later heb ik gezinswetenschappen gevolgd in de hoop om zo weer aan ’t werk te kunnen. Maar toen werd mijn man ziek, kreeg mijn moeder een hartaanval … ‘Moniek, ge moet niet terug gaan werken, ge hebt werk genoeg’ kreeg ik te horen. En zo is het er niet meer van gekomen. Ik ben thuis gebleven omdat mijn man teveel weg was voor zijn werk, ik heb me altijd geëngageerd,  zonder te kijken naar wat ik verdiende en dat wordt uiteindelijk niet verloond. “ Ze klinkt nog steeds opstandig. “Wat vrijwilligers doen is niet te betalen! Eigenlijk zouden ze elke arbeid financieel moeten uittellen, zei Dehaene ooit. Elke arbeid heeft zijn financiële consequenties. Ik ben jaren thuis gebleven. Hadden ze nu van het loon van mijn man, al was het maar een paar euro’s op een rekening gezet voor mijn pensioen, dan was er geen gevaar. Dan zouden mensen die jaren zijn thuis gebleven voor de kinderen of zorg, niet uit het systeem vallen. Ik denk wel ‘s ‘die lijn tussen wat een vrijwilliger doet en een beroepskracht doet, is zo dun. Ook van vrijwilligers wordt een zekere professionaliteit verwacht. Soms  strijkt een organisatie de eer  op van een project, maar wordt  het werk gedaan door vrijwilligers. Dat is toch iets wat niet klopt! “

Ik was nooit bang om tegen de kar te rijden

Jij hebt dan wel niet beroepsmatig gewerkt, maar je hebt wel veel gewerkt in je leven!

 “Ja, soms was ik wel drie avonden per week weg om vorming te geven. Ik deed dat graag, die lessen geven, ik studeerde daar serieus voor. Daar werd toen een beetje mee gelachen, het was maar voor vrouwen. Terwijl als je erover nadenkt: twintig jaar geleden spraken wij in KAV al over het probleem van plastic, over medicatie, over stress … dat was eigenlijk heel vooruitstrevend!

Toen we hier pas kwamen wonen, woonde hier een Hollandse dame. Zij heeft mij sterk beïnvloed. Die was bij àlle lezingen. Zij stimuleerde mij om ervoor te gaan en om kritisch te zijn. Zij zei soms  ‘ik ben ingeschreven voor die lezing, maar ga jij maar, ik zal ondertussen op je kleine passen’. Zij  zei nooit ‘ge moet bij uw kinderen blijven of eerst uw huis poetsen’, dat was helemaal tegen de draad van mijn moeder in. Als er ’s een probleem was met één van de kinderen dan zei ze altijd ’maak je geen zorgen, dat komt goed’. Weet je, ze willen in vrouwengroepen soms het onderscheid maken tussen ouderen en jongeren, ze willen vooral niet teveel doen voor de ouderen. Maar ouderen kunnen veel betekenen voor jongeren. Die geruststelling van die oudere buurvrouw heeft mij meer deugd gedaan dan de klaagmuur van de jongere vrouwen die allemaal in dezelfde situatie zaten en het allemaal moeilijk hadden. “ 

Zij is een cadeau geweest in je leven?

 “Absoluut! “
 

Je man heeft nooit geprotesteerd van ‘ ben je nu alweer weg’? 

Nee, nooit. Je had mannen die vonden dat het huis moest opgeruimd zijn voor hun vrouw wegging. Maar dat heeft mijn man nooit gezegd. ‘Als jij maar gelukkig bent’ zei hij. Ik moest het wel allemaal zelf oplossen, ik had soms drie keer per week een babysit, maar  hij zei hij nooit ‘ben je nu weer weg’. Dat dit eigenlijk geweldig was, heb ik later pas beseft. Elk jaar in september maakte ik mijn keuzes. Toen de kinderen klein waren, stond alles in functie van de kinderen. Daarna ben ik wat meer aan mezelf toegekomen, bijscholingen en opleidingen gaan volgen, mij geëngageerd.  Ondertussen ben ik al meer dan twintig jaar voorzitter van ziekenzorg,  ben ik verantwoordelijke sport bij Femma , ben ik actief in de cultuurraad, in ziekenzorg en ik werk mee aan de levensloop voor de Stichting tegen Kanker. We hebben als koppel ook acht jaar samen catechese gegeven. We gaan nog regelmatig naar de kerk, maar het is vooral de parochiegemeenschap die belangrijk is, de mensen. “ Ik ben onder de indruk van zoveel engagement. “Eigenlijk heeft alles wat ik doe te maken met verbinding. Mensen verbinden, organisaties verbinden, samenwerking. Dat is inspirerend, kijken wat anderen doen, luisteren, open staan.

 

Je bereikt meer als je samenwerkt en als je niet in vakjes denkt. Dat is verrijking. Het is ook belangrijk om niet in de routine te blijven hangen. Je pakt dan wel risico’s, je weet niet altijd of het zal lukken, maar dat moet je erbij nemen. Ook binnen Femma  vind ik dat belangrijk: niet teveel in routine blijven hangen, durven naar buiten komen. Soms hebben vrouwenbewegingen niet genoeg lef, zijn ze te weinig trots om naar buiten te komen, blijven ze teveel in eigen kring. Ik was hier bijvoorbeeld verantwoordelijke voor de vorming van de KAV. Wij kenden veel mensen , mijn man reisde veel voor zijn werk.

 

En zo konden we dan bijvoorbeeld iemand uit China vragen om te komen praten, dat had veel succes. Maar dan kreeg ik binnen de kern de kritiek waarom het altijd iemand van het buitenland moest zijn die kwam spreken.  Die enge mentaliteit! “


Is dat ook een boodschap die je aan vrouwen en de vrouwenbeweging wil geven, mondiger zijn?

 “Ja, absoluut!  Femma  heeft ooit een thema gehad ‘zeg niet ja als je nee bedoelt’, maar dat geldt ook binnen de organisatie hé. En ze moeten dat ook kunnen verdragen. 

Kritische stemmen?

 “ Ja, dat moet . Ook van je kinderen moet je dat kunnen verdragen. Dat ze je zeggen ‘nu ga je te ver’ of ‘hier ben ik niet mee akkoord’. In die zin vind ik kinderen opvoeden één van de meest creatieve dingen die er bestaan. Ook mannen moeten leren loslaten en kritisch denken, dat het niet zomaar man-vrouw is. Ook mijn man heb ik dingen moeten leren. Hij komt uit een klassiek bedrijf,  zijn werk was een mannenbastion in die tijd, daar werd helemaal geen rekening gehouden met het gezin of met de vrouw. Ouderschapsverlof, thuis werken en zo, dat was er toen allemaal niet. Gelukkig houden bedrijven nu veel meer rekening met gezinnen en kunnen jonge mannen nu ook de kinderen naar school brengen of halen.”

Meisjes mochten geen Latijn studeren

Uit wat voor gezin kom jij?

 “Wij waren met acht thuis. De jongens hebben Latijn-Grieks gestudeerd, maar de meisjes mochten dat niet. 

De meisjes mochten dat niet?

 ”Nee. Mijn vader was nochtans huisarts, maar mijn moeder vond dat niet nodig voor meisjes”. 

Die gingen toch trouwen en kinderen krijgen? 

“Ja.  Studeren mocht wel, maar niet zomaar alles. Ik was geïnteresseerd in muziek, maar dat mocht niet, dat was een kunstrichting. Sociaal assistent , dat was te links en daarvoor moest ik naar Brussel, dat kon ook niet. We werden gedirigeerd  en zelfs het PMS speelde daarin mee. Ook de school stuurde je. De school wilde mij persé laborante laten studeren, daar hadden ze leerlingen tekort. Maar ik wilde dat niet. Zo is het sociale verpleegkunde geworden.

 

Ik ben niet gefrustreerd, maar dat was toen de tijdsgeest.  De kloosternonnen in de tijd, die maakten je voortdurend bang. Als ‘t niet voor God was dan was het voor de oorlog, altijd was er wel iets om bang voor te zijn. Dat vond ik toen al zo erg. Ik dacht ‘als ik kinderen heb, dan maak ik ze niet bang!’(ze zegt het heel gedecideerd).  Dat was mijn voornemen”.  

En is dat ook gelukt?

 ”Ik denk het wel. Anders hadden ze niet zoveel buiten de lijntjes gekleurd. Mijn moeder zei altijd ‘ge laat uw kinderen veel te vrij’.  Ik heb drie dochters en één zoon en die hebben écht mogen doen wat ze wilden doen. Zij kozen alle vier iets anders: de oudste heeft geschiedenis gestudeerd, en werkt nu in informatica. De tweede deed geneeskunde en werkt in een wijkgezondheidscentrum. De volgende heeft landbouwwetenschappen gestudeerd en werkt erg internationaal. En de jongste deed rechten, is nu advocate en werkt in veel sociale projecten.”  

Heb je nooit gedacht, bij alle kansen die jullie kinderen kregen ‘ik wou dat ik die als jong meisje had gekregen?

 “Ik heb dat als jong meisje nooit beseft, dat is pas veel later doorgedrongen. Pas toen ik naar Leuven kwam, besefte ik dat ik veel had gemist. Maar door naar Amerika te vertrekken heb ik veel kunnen inhalen. Daar moet je je plan trekken, je leeft in een gemeenschap die helemaal anders in elkaar zit. Op de campus waren misschien vijftig verschillende godsdiensten, we leefden samen met verschillende culturen, dan gaan je ogen wel open. Ik was toen vier-vijfentwintig, we hebben daar zowat twee jaar gewoond. Veel leuke contacten van overgehouden. Dat heeft me heel goed geholpen, weg uit de grote gezinnen waar we alle twee uitkwamen … nu ligt dat goed in de markt, buiten de lijntjes kleuren. Maar toen niet.”
 

Wat heb je meegekregen van thuis?

 “Vooral de omgang met mensen, het sociale aspect, het belang van thuis dingen te kunnen uitpraten. Dat vind ik heel belangrijk. We hebben ooit iets gekocht in Amerika, een tekst van de Amish gemeenschap. Moniek loopt even naar de keuken om het bord van de muur te halen : Family blessing: Lord, family togetherness is wonderfull !So, too are the things that make us different!! Help us to be both… Together and different, in love. And bless our family with peace. ‘  (Familie zegen: Heer, samenhorigheid in de familie is heerlijk. En even heerlijk zijn de dingen die maken dat we verschillend zijn. Help ons om beiden te zijn...samen en verschillend, in liefde. En zegen onze familie met vrede) 

 

“Je moet leren het verschil tussen de mensen te aanvaarden. Je moet hé. Eén van mijn dochters is getrouwd met een Marokkaanse man, hun kinderen groeien op in Brussel. Zij leren op een heel vanzelfsprekende manier omgaan met anderen, die hebben een stapje voor denk ik. Als er hier soms discussie is, dan kijk ik nog ’s naar die tekst.” 

Dat was bij jullie thuis al zo?

 “Mijn moeder was wat bang om ons los te laten, maar vader was een heel open man, altijd actief geweest in sociale verenigingen. Wij hebben zo niet dat ‘zuilen denken’ meegekregen. Daarom dat ik zo verwonderd was toen we terugkwamen uit Amerika, dat  het hier zo leefde, dat enge denken, elk in zijn eigen zuil en zijn eigen kring. Ik verstond dat vaak niet, ik verstond  soms de hele maatschappij niet.”

Na kanker wordt alles relatief

“Toen ik zestig werd, kreeg ik kanker. Ik heb een kankerbehandeling ondergaan, maar vijf jaar geleden ben ik hervallen en nu word ik nog behandeld. Dan wordt alles relatief.” 

 Hoe was die periode voor jou, je hebt zelf zo vaak zieke mensen begeleid bij ziekenzorg en dan werd je zelf ziek? 

“Dat hielp om te relativeren. Ik heb zo’n zwaar gehandicapte mensen gezien, die niet meer beter konden worden.  Als ze je dan zeggen ‘we kunnen u opereren’, dan ben je blij. Je hebt ook geen keuze”. 

Hoe voelde je jezelf toen? Een vechter? 

“Vechten? Ge hebt niet te vechten hé, ge hebt braaf te luisteren naar je lichaam en naar de dokters. En wat is vechten dan? Dat is niet zagen en vertrouwen hebben in de geneeskunde. Geduld hebben met uw eigen lijf. En u niet laten op uw kop zitten. Ook in het ziekenhuis moet ge mondig zijn. Ge moet overal mondig zijn.”

Heeft het dingen veranderd voor jou?

 “Ik kan niet meer tegen mensen die zagen. Ze moeten bij mij niet meer komen klagen over onnozele dingen,  over slechte geneeskunde of dat België een slecht land is… Daar kan ik echt niet meer tegen! Verder heb ik er leren mee leven. In plaats van een gewone fiets hebben we nu een elektrische fiets, we doen wat we kunnen. Wij pakken het leven nu nog meer zoals het is en proberen te genieten. Het belangrijkste is nu onze gezondheid, onze vriendenkring, onze familie. En we maken keuzes. Want ze willen natuurlijk overal iemand zoals ik hebben. Van overal krijg ik vragen, van de parochie, van verenigingen, voor nog meer verantwoordelijkheden. Nu kan ik zeggen ‘dat kan er niet meer bij’. Spanning heb ik niet graag, als ik iets doe moet het fijn zijn en ze moeten mij niet meer opjagen. Ik wil creatief zijn, we hebben pas een kalender gemaakt voor ziekenzorg,  zoiets doe ik graag. Ik doe nog altijd huisbezoeken voor Ziekenzorg (nu SAMANA).

 

Mensen appreciëren dat, het contact, die verbinding, weten dat ze bij u terecht kunnen. Het gaat ook om kleine dingen, mensen tegenkomen, goeie dag zeggen, een babbeltje doen. Een jaarlijks buurtfeest en mekaar verder niet zien,  is niet genoeg hé. Mijn man werkt nu ook mee in ziekenzorg  en is voorzitter van de landelijke gilden, nu helpen we mekaar. Alles is in de plooi gevallen, het resultaat van lang te leven en geduld te hebben, geduld met het leven.”


Is dat ook het geheim van lang samen zijn? Die openheid en het geduld?

 “Ja dat denk ik wel. En ook veel  lezen, geïnteresseerd te zijn in levens van andere mensen, dat heb ik mijn hele leven graag gedaan. Dan besef je dat we’ t nog niet zo slecht hebben.”

 

Dan is het tijd om afscheid te nemen, ze moeten alweer naar een volgende afspraak. En ik bedenk ‘hoe arm zou de wereld zijn zonder mensen als Moniek?’. Vol dankbaarheid, ook voor al de vrijwilligers nu die de samenleving in deze tijden van de coronacrisis warmer en zorgzamer maken

Dit vind je misschien ook boeiend