Julia Violeta Erazo: een leven vol strijdlust

13/10/2020
Julia Violeta Erazo

Groot is ze niet, Julia Violeta Erazo. Met haar zwarte paardenstaart lijkt ze bovendien een stuk jonger dan haar leeftijd van zestig. Maar vergis je niet. In deze kleine vrouw van Peruaanse afkomst zit een hoop strijdvaardigheid en engagement. Meer nog: haar hele leven staat in het teken van de strijd voor vrouwenrechten en tegen onrechtvaardigheid.
 

 

Julia is één van de drijvende krachten van het Comité Internacional Peruano, een Peruaanse vrouwenvereniging in Brussel die deel uitmaakt van een wereldwijde beweging. Zij organiseren sociaal-culturele activiteiten om de Peruaanse cultuur bekender te maken en komen daarmee ook naar buiten op allerhande manifestaties.

 

“Dat is om zichtbaar te zijn,” legt Julia uit, “om te tonen ‘wij zijn hier, wij zijn deel van jullie’. Als we op een manifestatie dansen, dan dansen we eerst onder ons en daarna nodigen we de andere mensen uit: kom mee dansen! Het is altijd zo geweldig als we dan met allemaal verschillende vrouwen, ook vrouwen met een hoofddoek, samen dansen en plezier maken!”

Maar dat is niet het enige wat ze bij het comité doen. Zij geven ook sociaal juridisch advies .

 “Veel van onze vrouwen hebben het moeilijk,“ zegt Julia. “Ze werken heel hard, vaak als huishoudhulp. Zij durven niet thuis blijven als ze gezondheidsklachten hebben, uit angst om ontslagen te worden. Ze kennen hun rechten niet of hebben schrik om ervoor op te komen. Zo zijn we binnen het comité stilaan ook gaan werken rond vrouwenrechten. Vrouwen met een migratieachtergrond hebben het nog moeilijker dan andere vrouwen, ze zijn twee, drie keer meer slachtoffer van discriminatie op het vlak van tewerkstelling, loon of arbeidscontracten. Bovendien heerst in Peru en in heel Latijns Amerika, nog heel sterk het patriarchaat: de vrouwen moeten ook nog eens voor de kinderen en het huishouden zorgen. De man is superieur, die doet geen afwas. Ook nu is dat nog zo, zelfs bij jonge mannen, behalve als ze hier zijn opgegroeid en hier naar school zijn gegaan. Maar dat is niet enkel een probleem voor vrouwen uit Latijns Amerika, dat is een probleem voor alle vrouwen, het zit in de structuur van de samenleving. Wij werken daarom heel nauw samen met tal van andere organisaties, zoals bijvoorbeeld Wereldvrouwen, om dingen te veranderen. Want als je niks doet, dan verandert er niks. De situatie van vrouwen moet veranderen, de discriminatie, de ongelijkheid, de stereotiepe manier waarop vrouwen in beeld komen. Wij zijn allemaal gelijkwaardig, wij hebben allemaal rechten en wij moeten proberen samen te leven zonder discriminatie, met respect voor de verschillen.”

Als kind al een rebel

Waar komt haar gevoeligheid voor onrecht vandaan, die strijdbaarheid? 

“Ik was altijd al zo”, zegt Julia, “van kleins af, ik was altijd een rebel. Ik kan niet tegen onrechtvaardigheid. Ook nu nog, als er iets onrechtvaardig is, dan protesteer ik, ik wil niet zwijgen. Ik was de tweede jongste van een gezin van negen. Wij waren arm, er was niet altijd geld voor schoenen, voor een schooluniform of schoolboeken. Mijn oudere broers en zussen ondersteunden ons niet, integendeel, zij commandeerden ons altijd en vonden dat wij, de jongsten, het werk in het huishouden moesten doen. Ik vond dat onrechtvaardig en ik protesteerde. Ik kwam niet alleen op voor mezelf, maar ook voor mijn jongere zusje, dat veel braver en volgzamer was dan ik. Mijn oudere broers vonden dat wij moesten gehoorzamen als meisjes, dat hoorde zo volgens hen. Maar ik vond dat niet. Dan kreeg ik slaag, soms heel erg. Op een dag, ik was toen elf, twaalf jaar, was ik aan het strijken. Er ontstond een ruzie en ik had voor mezelf beslist: ik ga me niet meer laten slaan! Mijn oudere broer kwam op me af om me te slaan en ik zei ‘kom niet dichterbij of ik sla jou met het strijkijzer’. Hij dacht dat ik een grapje maakte en kwam toch naar me toe. En hij kreeg het strijkijzer tegen zijn buik. Hij gilde! Maar hij heeft me nooit meer geslagen.“ Zij zegt het nog altijd met fierheid, het is duidelijk dat ze niet met zich laat sollen.

Het was niet gemakkelijk

Julia groeide op in Peru en was vierentwintig toen ze in België terechtkwam, op zoek naar een beter leven, zoals veel van de migranten zegt ze. “In Peru is er een puur kapitalistisch systeem: als je arm bent, dan krijg je geen gezondheidszorg en sterf je. Mijn vader is gestorven omdat er geen geld was voor een geneesmiddel dat hij nodig had. In het ziekenhuis gaven ze me een voorschrift en zegden dat ik dat moest kopen. Maar van welk geld moest ik dat doen? Ik had niks. Mijn oudere zus die misschien had kunnen helpen, was niet in Lima en zo is mijn vader gestorven. Er is geen sociale zekerheid, als je geen geld hebt, dan krijg je geen hulp. Hier ben je beschermd, zelfs als je arm bent kan je naar het ziekenhuis. Dat is het verschil.”

 

“Het was niet evident om als volwassene te emigreren”, legt Julia uit. “Je hebt zo’n achterstand! Ik moest Frans leren, ik wou een opleiding in de rechten doen en daarin werk vinden. Maar daarvoor moet je uitstekend Frans kennen, al die juridische termen beheersen en ook de informatica onder de knie krijgen. Het lukte me niet om die achterstand in te halen. Het was niet gemakkelijk. In het begin had ik geen papieren en was ik een tijd illegaal, gelukkig niet lang. Want het is hard, zo hard! Ik was altijd bang. Altijd de angst dat ze je gaan oppakken en het land uitzetten. Ik werkte in het zwart als huishoudhulp en was altijd bang voor controle. Op een dag werd ik toch betrapt en werd ik meegenomen. Ik was zo bang dat ze me gingen opsluiten en terugsturen! Gelukkig is dat niet gebeurd. Die voortdurende angst is zo zwaar als je illegaal bent. Mensen die soms al tien, vijftien jaar zo leven, daar zou de regering toch iets voor kunnen doen? Ze zijn toch ook mensen? Zo kunnen ze nooit een eigen leven opbouwen. Daarom help ik waar ik kan bij deze mensen, ik weet wat ze meemaken.”

Solidariteit, meer nodig dan ooit.

“Zo ben ik gaan helpen in het Maximiliaanpark in Brussel toen al die mensen zonder papieren daar in tenten zaten. Ik werk mee bij Mirabal, de organisatie van stop geweld op vrouwen  en ook bij de organisatie van de Internationale vrouwen marsen. Bij de FPS (Franstalige tegenhanger van de Socialistische Vooruitziende Vrouwen) help ik bij acties rond vrouwenrechten en armoede. Zo werk ik mee in verschillende organisaties. Ik mobiliseer, ik doe administratie, praktische dingen … ik doe wat ik kan, omdat ik vind dat ik dat moet doen. Ik word niet betaald, maar dat is mijn werk. We werken met ons comité vaak op basis van solidariteit samen met andere organisaties: wij doen een deel van het werk en zij zorgen bijvoorbeeld voor flyers of papier, waar wij geen geld voor hebben. Dat is solidariteit en die solidariteit is nu belangrijker dan ooit, omdat zoveel organisaties minder subsidies krijgen. Daar kunnen we dan weer samen tegen gaan manifesteren. Ik heb al in heel veel manifestaties mee gelopen! En dan zing ik strijdliederen, dat geeft kracht en moed. Onlangs noemde iemand mij een activiste. Dat deed me wel plezier.”

Morgen zal het beter gaan

Hoe houdt zij hoop, hoe blijft ze geloven dat het beter zal gaan?

 “Ik ben een optimiste. Ik blijf geloven dat het morgen beter gaat. Er zijn slechte mensen, maar er zijn meer goede mensen, overal. Ook in de politiek. Als het vandaag slecht gaat, dan zal het morgen beter gaan. Het moet beter gaan!” zegt ze met veel overtuiging. “Ik heb vertrouwen in de mensheid. Er zijn echt mensen die bekommerd zijn om het welzijn van de anderen. Dat geeft mij vertrouwen. Je moet wel actie voeren, je moet je inzetten, iedereen moet iets doen. Al is het dansen en zingen, dat  helpt mij altijd."

Nooit spijt gehad dat ze vertrokken is uit Peru? 

“Nee. Toen wij hier aankwamen, werd ik zo getroffen door de solidariteit hier. Toen we hier in het begin kwamen, hadden we niks, geen meubels, niks. En dan stonden er meubels op straat met een briefje bij: ‘servez vous’! (bedien je) Wij vonden dat het paradijs, ongelooflijk dat dit bestond! Ik heb zoveel goede mensen ontmoet die me geholpen hebben toen ik hier aankwam. Dat is dertig jaar geleden, maar ik heb nog contact met hen. Er was zoveel generositeit. Ondertussen hou ik van België. Als ik in Peru ben, dan verlang ik terug naar België. En elke keer als ik terugkom van Peru, ga ik naar de Grote Markt van Brussel, dan moet ik die terugzien! Dus geen spijt nee. Maar met de pandemie soms wel. Wij dachten in het begin: die arme Belgen, als de situatie verergert dan kunnen wij nog weg, wij kunnen altijd nog naar Peru. Maar de Belgen, wat gaan die doen, die kunnen niet weg. Maar toen sloten de grenzen, dat was een schok. Toen beseften we: we moeten het hier doen, wij kunnen niet ontsnappen. Wij moeten hier gelukkig zijn.”

Het geloof helpt me altijd

Julia heeft geen kinderen, maar veel van haar familieleden wonen ondertussen in België en al die nichtjes en neefjes beschouwt ze vrijwel als haar eigen kinderen. “We zien mekaar regelmatig”, vertelt Julia. “en we hebben ons ondertussen zelfs zo goed aangepast aan de Belgische gewoonten, dat ook wij in de familie een afspraak maken om mekaar te zien. In Peru is dat anders, daar kom je gewoon af, daar moet je dat niet afspreken of vragen of het past. Je kan bij ons aankomen om het even welk uur, de deur zal open zijn, je bent altijd welkom.”

 

“Het leven is goed geweest voor mij” zegt ze. ”Ik ben gelukkig, ik dank God. Ik ben gelovig. Als je niet gelooft, dan heb je geen reden om te leven volgens mij. Nu in deze pandemie was er zoveel angst en paniek. Ik kreeg zoveel telefoons van mensen die niet wisten wat doen. En ik wist het ook niet. Op zo’n moment is het enige wat helpt het geloof. ‘Geloof in God’ zei ik dan, ‘bid, bid, wend je tot God. Zoek in je bijbel, er staat een tekst van Jezus Christus die zegt ‘als je alle hoop bent verloren, bid en ik zal zorg dragen voor jou’. Het is wonderlijk, maar het helpt, zelfs als je twijfelt. Welke religie je ook hebt, het is goed, ik heb respect voor alle religies. Het geloof is heel belangrijk voor mij, het heeft me mijn hele leven geholpen, ook als kind. Mijn moeder vluchtte thuis vaak weg, omdat mijn vader gewelddadig werd als hij gedronken had. Op die momenten vond ik steun in mijn bijbel, dat gaf me houvast.”

Ze is een sterke vrouw, opper ik. 

“Ja, dat zeggen ze over mij. En dat geloof ik ook. Je moet sterk zijn, je moet moed hebben. Er zijn momenten in het leven dat je moed nodig hebt. Voor jezelf of voor anderen om je heen.

”Welke boodschap wil ze graag Femma en vrouwen nog meegeven? 

“Altijd blijven dromen, altijd blijven geloven dat je kan bereiken wat je wil. Alles wat het leven je brengt, is een verrijking. Je moet niet bang zijn van anderen, de meeste mensen zijn goed. Luister naar anderen, leer hen kennen, alleen samen komen we eruit. Je moet respect hebben voor iedereen, eerlijk zijn en betrouwbaar. Je moet zeggen wat je denkt en je moet het zeggen als je het ergens niet mee eens bent. Maar als er een conflict is, dan moet je zeven, negen, tien keer nadenken voor je reageert. Relaties tussen mensen zijn niet altijd evident. Maar het lukt als je je best doet en dan wordt het leven beter. Soms heb je problemen, maar als je erover praat dan is er al hoop. Je mag de hoop nooit verliezen! “

Dit vind je misschien ook boeiend