Kruimelpad
- Home
- Alle Artikels
- LGBTQ+-ouderen kruipen op het einde van hun leven vaak terug in de kast
LGBTQ+-ouderen kruipen op het einde van hun leven vaak terug in de kast
Maggy Doumen (73 jaar) kwam op 40-jarige leeftijd uit de kast, na een achttienjarig huwelijk. Vandaag is ze Rainbow Ambassador, en vecht ze voor de rechten van LGBTQ+-senioren in woonzorgcentra, een groep die nog al te vaak vergeten wordt. ‘Ze zijn bang gepest en gediscrimineerd te worden, daarom kruipen LGBTQ+-ouderen vaak terug in de kast op het einde van hun leven.’
Wat voor iemand was jij toen je opgroeide?
Maggy Doumen: ‘Ik voelde mij een buitenbeentje. Enerzijds kwam dat door de miserie in mijn familie. Mijn broer en mijn vader stierven jong, mijn zus en oudere broer waren ziek en mijn oma die bij ons inwoonde overleed ook. Toen mijn vader doodging, hadden we geen goede band. Ik was vijftien en rebelleerde, en hij was een hele dominante man. Anderzijds hield ik niet van dezelfde dingen als andere meisjes. Mijn moeder vroeg me wel eens waarom ik niet wat meer zoals mijn zus kon zijn. Ik deed graag klusjes die door de maatschappij worden gezien als mannelijk zoals timmeren of aan de auto sleutelen, terwijl zij liever bezig was met haar uiterlijk en met kleren. ‘Zo ga je nooit aan een man raken’, dacht mijn moeder dan.’
Kon je toen met iemand praten over hoe je je voelde?
‘Nee, ik vond nergens een klankbord. In die tijd besefte men niet dat ook kinderen konden afzien door problemen in het gezin. Toen ik in Leuven begon te studeren, nam mijn moeder me uiteindelijk mee naar twee psychiaters. De ene gaf me een pilletje, en de andere liet me praten zonder met antwoorden te komen. Toen besliste ik om mijn eigen problemen weer weg te stoppen, en me te focussen op anderen. Ik sloot me aan bij de faculteitsraad, werd praeses, en ik was ook politiek actief. Ik raakte beïnvloed door de linkse stroming binnen mijn faculteit, een heel andere richting dan diegene waarin ik opgegroeid was. Ik verdedigde de belangen van de arbeidersklasse binnen de AMADA, de vroegere PVDA. De studentenopstand in 1968 maakte ik ook mee, een fantastische tijd als je dat nu bekijkt. We discussieerden over alles: euthanasie, abortus, vrije liefde, …’
Wist je toen al dat je lesbisch was?
‘Nee, helemaal niet. Toen ik 21 jaar was, woonde ik voor het eerst samen met een vrouw, maar ik zag dat niet als een lesbische relatie. Ook al sliepen we in hetzelfde bed en hadden we een seksuele relatie. Voor mij was dat een tijdelijke oplossing bij gebrek aan een mannelijk alternatief (lacht). Er werd in die tijd niet over homoseksualiteit gepraat. Je wist dat dat bestond, maar je betrok dat niet op jezelf. In onze familie werd er ook nooit over gepraat, ook al woonde mijn achternicht bijvoorbeeld al jaren samen met een vrouw. Ook mijn tante was vermoedelijk ook lesbisch, maar dat was een familiegeheim.’
Je trouwde uiteindelijk met een man en kreeg samen met hem twee kinderen. Hoe voelde dit voor jou?
‘Vanuit de maatschappij werd er van vrouwen verwacht dat ze trouwden en kinderen kregen. Voor mij was het huwelijk met een man dus een logische volgende stap waar niet over nagedacht werd. Al mijn lesbische vriendinnen van mijn leeftijd zijn trouwens ooit getrouwd geweest; we hebben allemaal hetzelfde parcours afgelegd. Ik leerde mijn (ondertussen ex-)man kennen en kreeg twee prachtige kinderen met hem. Ik voelde wel ergens dat iets niet juist zat, maar ik onderdrukte die gevoelens, en focuste me op mijn gezin en mijn sociaal engagement. Tot ik in een depressie belandde.’
Was die depressie voor jou een kantelmoment?
‘Het was mijn vroegere vriendin waar ik eerst mee samenwoonde die mij hielp mezelf te vinden. Ze zocht mij uit het niks op, en vroeg mij of ik dacht dat ze lesbisch was. Ik flapte eruit: “Jij niet, maar ik wel”. Ik was geschrokken van mijn eigen woorden. Ik had nooit geweten dat ik lesbisch was. Maar toen ik die woorden uitsprak, wist ik dat ze klopten. Daar stond ik dan he, getrouwd met twee kinderen... (lacht) Ik heb mijn man die avond nog verteld dat ik lesbisch was, maar hij schrok niet. Hij zei dat hij dat al lang wist.’
Hoe voelde je je om eindelijk zelf te beseffen dat je lesbisch was? Voelde dit als een soort thuiskomen aan?
‘Ja en nee. Enerzijds was ik opgelucht dat ik mezelf gevonden had, en dat ik wist wat er al die jaren aan de hand was. Anderzijds was het toch een enge en moeilijke periode. Ik ging van een stabiel, doorsneeleven met een man en twee kinderen, naar een onzekere situatie die ik niet kende. Dat was moeilijk, maar ik heb mijn weg gevonden. Een jaar later leerde ik mijn vrouw Bea kennen, waar ik ondertussen al 27 jaar mee samen ben.’
Je komt nu al een tijdje als Rainbow Ambassador op voor LGBTQ+-ouderen. Waarom maakte je deze keuze?
‘Mijn achternicht stierf in een woonzorgcentrum (WZC), en de vriendin waar ze al vijftig jaar mee samenwoonde, werd niet verwittigd. Er werd daar nooit gesproken over haar geaardheid; een lesbische vrouw bestond zogezegd niet. En zo is de toestand overal. Als je vandaag naar een centrum gaat en je vraagt of ze LGBTQ+-bewoners hebben, zullen ze 9 op de 10 keer nee zeggen. Terwijl die er echt wel zijn: ons land telt ongeveer 200.000 LGBTQ+-senioren. Er is geen aandacht voor vanuit het personeel, maar veel LGBTQ+’s kruipen ook terug in de kast omdat ze bang zijn gepest en gediscrimineerd te worden door hun medebewoners. Het WZC is voor velen hun laatste halte, en daar willen ze hun dagen in rust doorbrengen zonder problemen. Maar omdat ze zichzelf niet kunnen zijn, ervaren veel LGBTQ+-senioren sociaal isolement, depressies en angststoornissen.’
Wat doen jullie precies bij RAINBOWAMBASSADORS?
‘Wij maken actief contact met seniorenorganisaties en de ouderenzorg in het algemeen. We informeren aan de hand van infosessies, tentoonstellingen en films bijvoorbeeld. Dit doen we zowel voor het personeel, als voor studenten zorg en verpleegkunde en de medebewoners. We maken het onderwerp bespreekbaar, en zorgen dat er een positieve cultuur gecreëerd wordt, zodat LGBTQ+-ouderen zichzelf kunnen zijn. Wij willen hen weer zichtbaar maken.’
We praten vandaag meer over LGBTQ+ dan vroeger. Maar betekent dat dat het nu gemakkelijker is om uit de kast te kopen dan vijftig jaar geleden?
‘Nee, ik vrees van niet. Er wordt meer over gepraat, en we denken dat er veel vooruitgang is, maar er is nog heel veel onbegrip en discriminatie. Kijk maar naar mensen zoals Eddy Demarez, een intelligente man en journalist, die denigrerende uitspraken deed over lesbische vrouwen. Dat toont toch aan dat er nog heel veel speelt. Er is ook steeds meer agressie tegen homo’s op straat. Hoe kan je vrij rondlopen op straat en jezelf zijn, als je met die angst moet leven? Ik heb ook nog nooit hand in hand gelopen met Bea op straat. Ik ben niet bang, maar ik weet dat de mogelijkheid bestaat dat wij ook met geweld te maken krijgen.’
Wat is jouw ultieme droom?
‘Dat alle (woon)zorgcentra zich openstellen voor diversiteit en zaken als intimiteit, en zich aanpassen aan alle minderheidsgroepen. LGBTQ+-senioren, maar ook aan senioren uit migrantengroepen bijvoorbeeld, want die gaan binnenkort ook in onze woonzorgcentra terechtkomen. En iedereen heeft recht op een waardig leven. Zolang de onrechtvaardigheden in de wereld niet zijn opgelost, moet je blijven vechten en voor andermans rechten opkomen.’