Gooi deze excuses om uit te sluiten vandaag nog overboord!

20/02/2022
Gooi deze excuses om uit te sluiten vandaag nog overboord!

Natuurlijk zou het prachtig zijn als we in een samenleving zouden leven waarin uitsluiting, segregatie en discriminatie op basis van gender, ras, etniciteit, afkomst, huidskleur, nationaliteit, geloof, levensbeschouwing, seksuele geaardheid, huwelijkse staat, gezinssamenstelling, financiële middelen en andere kenmerken niet bestaan. Maar in het dagelijkse leven hebben we maar al te veel excuses om niet aan inclusie te doen.

 

In theorie zijn de meesten onder ons voor inclusie. In de praktijk echter is een ‘ja maar’ nooit ver weg.  Als er bijvoorbeeld een persoon met een handicap wil aansluiten bij een bepaalde activiteit, als blijkt dat het reisbureau mensen met en zonder beperking samen in een groep plaatste of als we geconfronteerd worden met mensen die niet goed Nederlands spreken en verstaan, waardoor de communicatie tijdens onze geplande activiteit een pak moeilijker verloopt.

 

‘Ja maar, daar zijn we niet voor opgeleid’, hoor je dan.
‘Ja maar, deze persoon zal toch zelf afhaken.’
‘Ja maar, we kunnen onze activiteit toch niet aanpassen voor één iemand of enkele personen?’
‘Ja maar, het is toch ook mijn vrije tijd.’
‘Ja maar, het niveau of tempo mag toch niet naar beneden gaan.’

 

Heb je jezelf al eens betrapt op één van deze argumenten?
Laat ons jou helpen enkele van de meest gebruikte excuses overboord te gooien.

Ja maar, ze moeten zich maar aanpassen.

Er is een groot verschil tussen integratie en inclusie. Integratie betekent dat we vragen van een persoon die ‘anders’ is om te voldoen aan de eisen, verwachtingen en heersende normen van de samenleving. We vragen dat die persoon bijdraagt, bijvoorbeeld financieel door deel te nemen aan de arbeidsmarkt. Eigenlijk willen we vooral dat deze personen opgaan in het grotere geheel, en hun ‘anders-zijn’ niet te veel op de voorgrond treedt. De bestaande diversiteit wordt als een probleem ervaren dat opgelost moet worden, en mensen die ‘anders’ zijn worden gestigmatiseerd en gevraagd zich zo goed mogelijk op te vouwen om in het kleine hokje - dat de norm is in de samenleving - te passen.

 

Omdat dat niet (altijd) mogelijk is, ontstaan er eilandjes, aparte werelden waarin verschillende groepen leven (denk aan: aparte jeugdbewegingen, beschermde werkplaatsen, …). Maar dat betekent verlies voor iedereen: we boeten in aan ervaringen, relaties, de mogelijkheid elkaar te leren kennen en te ontmoeten.

 

Inclusie gaat ervan uit dat iedereen al deel is van de samenleving, van betekenis is en bijdraagt op zijn/haar/diens manier. Dat betekent dat er in onze wereld plaats is voor iedereen, en dat de wereld niet enkel ingericht is voor mensen die toevallig de norm zijn in onze samenleving, namelijk witte, cisgender, slanke en gezonde personen.

 

Lisa Jansen werd geconfronteerd met niet verklaarbare chronische medische klachten waardoor ze uit de boot viel in de samenleving. In haar boek Laat je horen schrijft ze: ‘Ik besefte steeds meer hoezeer onze wereld is ingesteld op gezonde mensen. Het wordt normaal gevonden om veertig uur per week te werken, iedere dag van negen tot vijf. Het is vanzelfsprekend dat je daarna gaat sporten en ook nog even afspreekt met je vrienden. Het is logisch dat je je eigen huishouden doet, dat je kookt, de was vouwt, de badkamer schoonmaakt. Het is vanzelfsprekend dat je je met het openbaar vervoer door het land verplaatst, dat je dagelijks tienduizend stappen zet, dat je in het weekend naar feestjes gaat of even een dagje lekker winkelen. Het is bovendien vanzelfsprekend dat alle ruimtes toegankelijk voor je zijn.’

 

De vraag is welke samenleving we willen. Willen we er één met een heersende norm, waarbij veel mensen uit de boot vallen die zich maar moeten aanpassen als ze toch aan boord willen? Of willen we dat de samenleving zich aanpast en ervoor zorgt dat iedereen aan boord kan op een manier die bij elk van ons past? Een handicap is immers alleen een beperking in een wereld die niet toegankelijk is.
Laten we ophouden met integreren en beginnen met samenleven’, afficheerde Loesje al in 2004. Het is nog steeds niet te laat.

Ja maar, we krijgen toch geen subsidies voor … / ons reglement laat toch niet toe dat … / … we een asielzoeker - iemand met autisme - een handicap -  … toelaten.

Labels! We zijn er dol op. Een druk kind is een ADHD’er. Iemand die op zichzelf is, heeft autisme. Toen ik wegens bekkeninstabiliteit in een rolstoel zat tijdens mijn zwangerschap, spraken mensen de persoon aan die mijn rolstoel duwde in plaats van mij. Alsof ik samen met mijn vermogen te lopen ook mijn vermogen in gesprek te gaan was verloren.

 

Hoewel labels kunnen helpen om de juiste hulp te krijgen, leiden ze ook vaak tot stereotypering en stigmatisering. Mensen worden in een hokje geplaatst. Niet alleen interpreteren anderen hun gedrag, persoonlijke kenmerken en interacties vanuit dat label,en gaat men lagere verwachtingen stellen. Mensen internaliseren een label ook, wat betekent dat dit bepalend wordt voor hun zelfbeeld en voor hoe zij zich gedragen en ontwikkelen.

 

Bekijken we mensen vanuit hun label, reduceren we een persoon tot slechts een deel van wat hij/zij/die is. En net zoals jij verschillende rollen en eigenschappen hebt, kan iemand die slechthorend is bijvoorbeeld ook moeder, dochter, professor, hobbyschilder en feministe zijn.

Tips

Werken aan een meer inclusieve wereld ligt binnen handbereik. Begin bijvoorbeeld hiermee:

  1. Let op je taalgebruik! Gebruik geen scheldwoorden zoals ‘debiel’ of ‘autist’.
  2. Vraag aan mensen met een fysieke beperking welke manier van benoemen zij verkiezen. Bij ‘people first’ wordt bijvoorbeeld gezegd: een persoon met ASS. Men is geen autist, maar heeft een autisme-spectrum-stoornis. Bij ‘identity first’ wordt bijvoorbeeld gezegd: een disabled persoon.
  3. Besef dat niet alle beperkingen zichtbaar zijn. En ook al ben je nieuwsgierig: iemands medische aandoening is privé.
  4. Geef nooit ongevraagd advies. Jij hebt misschien baat gehad bij het gebruik van een daglichtlamp op sombere dagen, dat betekent niet dat je een persoon met een depressie die ‘goede raad’ zomaar op de mouw mag spelden.
  5. Maak geen gebruik van een toegankelijk(e) toilet of parkeerplaats en veroordeel geen mensen die dat wel doen. Ook al heeft iemand geen zichtbare handicap, toch kan het zijn dat hij/zij/die de aanpassing nodig heeft. Een persoon met een stoma heeft bijvoorbeeld ook baat bij het gebruik van de aangepaste wc.
  6. Vermeld toegankelijkheid zelf zodat mensen er niet naar moeten vragen. Dit kan je bijvoorbeeld doen als je een activiteit organiseert met je Femmagroep.
  7. Maak ondertitels bij video’s, bijvoorbeeld op Facebook en Instagram, ook bij wat je als Femmagroep post.
  8. Mensen met een chronische aandoening moeten vaak hun energie heel bewust verdelen. Geef hen de ruimte af te melden voor een activiteit als het voor hen toch niet haalbaar is om deel te nemen.

Educate yourself!

Bij het maken van dit artikel gebruikten we de volgende bronnen:
- Excluses - Wat uitsluiting doet met mensen. Beno Schraepen. Owl Press. 2021.
- Laat je horen. Zó maak jij een positief verschil in de wereld. Lisa Jansen. Nieuw Amsterdam. 2020.

 

Wil je meer weten? Kijk dan bijvoorbeeld naar Taboe, het programma van Philippe Geubels. De podcast ‘Geen kleine man’ gaat over onverklaarbare medische klachten bij vrouwen. En ‘Big Vegan Sister de podcast’ is ook interessant. Aflevering 20 gaat over ‘disabled in coronatijd’, en aflevering 19 over het feit dat disability geen tragedie is maar validisme (discriminatie en uitsluiting van mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische functiebeperking) wel.

Dit vind je misschien ook boeiend